Een examenprogramma is een bij wet- en regelgeving vastgelegd curriculumdocument, dat voor een vak beschrijft wat er aan het einde van het voortgezet onderwijs bereikt moet zijn om het vak met succes af te ronden. De geactualiseerde examenprogramma's beschrijven dat in termen van beheersing en/of ervaring. Het omvat in elk geval een karakteristiek en een set van eindtermen geordend in (sub)domeinen. Indien sprake is van een centraal- en schoolexamen, bevat het examenprogramma ook een verdeling van inhoud over het centraal en schoolexamen.
De examenprogramma’s zijn niet meer actueel. Om leerlingen goed voor te blijven bereiden op hun vervolgopleiding en toekomst, is het noodzakelijk om de examenprogramma’s te actualiseren.
Actuele examenprogramma’s dragen bij aan een goede doorstroom naar vervolgonderwijs en tussen schoolsoorten en leerwegen. In opdracht van het ministerie van OCW en samen met het onderwijsveld voert SLO deze opdracht uit.
In juni 2022 is in opdracht van het ministerie van OCW de actualisatie van de examenprogramma’s Nederlands, moderne vreemde talen, wiskunde (havo en vwo), natuurwetenschappelijke vakken en maatschappijleer gestart. In januari 2023 is ook de actualisatie van de examenprogramma's Fries, klassieke talen en de moderne vreemde talen Arabisch, Chinees, Italiaans, Russisch en Turks van start gegaan. Burgerschap en digitale geletterdheid krijgen een plek binnen de examenprogramma’s van deze vakgebieden.
De actualisatie voor de vakken Nederlands, moderne vreemde talen (Engels, Duits, Frans, Spaans), wiskunde havo en vwo, natuurwetenschappelijke vakken en maatschappijleer is in voorjaar 2022 gestart. Omwille van de samenhang met Nederlands en de moderne vreemde talen, is in januari 2023 ook de actualisatie van Fries, klassieke talen en de moderne vreemde talen Arabisch, Chinees, Italiaans, Russisch en Turks gestart. In opdracht van het ministerie worden vanaf schooljaar 2023-2024 voorbereidingen getroffen om ook de examenprogramma’s van andere vakken geactualiseerd. Besluitvorming daarover moet nog plaatsvinden.
Het ministerie van OCW heeft SLO de opdracht gegeven om de examenprogramma’s van een aantal vakken te actualiseren. Hiervoor heeft SLO per vak een vakvernieuwingscommissies samengesteld. Deze commissies bestaan uit leraren, vakexperts en curriculumexperts. Zij gaan onder begeleiding van een procesregisseur aan de slag. De vakvernieuwingscommissies werken samen met een advieskring. De advieskring geeft feedback en reflecteert op tussenproducten. De advieskring bestaat uit vertegenwoordigers van onder andere vakverenigingen, wetenschappers, lerarenopleidingen en andere relevante netwerken passend bij het betreffende vak. Daarnaast kunnen de vakvernieuwingscommissies vakexperts raadplegen.
Het ministerie van OCW geeft opdracht tot het actualiseren van de examenprogramma’s en heeft de uitgangspunten en kwaliteitscriteria vastgesteld in een werkopdracht aan SLO. Vakvernieuwingscommissies van leraren, vakexperts en curriculumexperts gaan in samenwerking met advieskringen werken aan de volgende tussenproducten:
De vakvernieuwingscommissies krijgen bij aanvang een startnotitie. Startnotities per vak beschrijven de probleemanalyse, relevante ontwikkelingen in onderwijsbeleid en -onderzoek, het onderwijsveld en de samenleving in relatie tot het curriculum. De startnotities zijn opgesteld door SLO samen met vakexperts, docenten, vakdidactici en toetsdeskundigen. Na oplevering van de conceptexamenprogramma's zullen de programma's met het veld worden beproefd en op basis van de inzichten daaruit worden geactualiseerd.
Elke vakvernieuwingscommissie heeft maximaal 24 maanden om de nieuwe conceptexamenprogramma’s voor het betreffende vak of cluster van vakken op te leveren. De conceptexamenprogramma’s voor de vakken Nederlands, moderne vreemde talen, wiskunde, natuurwetenschappelijke vakken en maatschappijleer zullen in maart 2024 gereed zijn. Daarna worden deze conceptexamenprogramma’s beproefd op bruikbaarheid en effectiviteit in de praktijk.
De verwachting is dat het eerste cohort leerlingen binnen drie tot vijf jaar onderwijs volgt op basis van de geactualiseerde examenprogramma’s in de bovenbouw vo.
De vakvernieuwingscommissies Nederlands, Fries, moderne vreemde talen, klassieke talen, maatschappijleer, natuurwetenschappelijke vakken en wiskunde havo en vwo leveren in de zomer van 2024 geactualiseerde conceptexamenprogramma’s op. Als deze conceptexamenprogramma’s zijn vastgesteld door het ministerie van OCW – de verwachting is zomer/najaar 2024 – kan de fase van beproeven worden voorbereid. De inhoudelijke voorbereiding op de fase van beproeven bestaat in elk geval uit:
Tijdens de fase van beproeven worden de conceptexamenprogramma’s in de onderwijspraktijk getoetst op bruikbaarheid en verwachte effectiviteit. Zowel voor onderwijs als toetsing. De grootte van de bijstelling is daarbij bepalend voor de inrichting én duur van de fase van beproeven. Hierbij is het uitgangspunt dat deze fase zo kort mogelijk duurt, maar wel lang genoeg om verantwoord de aanpassingen te beproeven. Hoe groter de bijstellingen, hoe meer implicaties voor onderwijs en afsluiting. Bij de fase van beproeven zijn in elk geval leraren, team- en schoolleiders, vakverenigingen, curriculum- en toetsmakers nauw betrokken in voorbereiding en uitvoering.
De verwachting is dat in schooljaar 2024-2025 gestart kan worden met het ontwikkelen van conceptsyllabi en concepthandreikingen en de voorbereidingen van de fase van beproeven. In het schooljaar 2025-2026 start vervolgens de daadwerkelijke fase van beproeven. Afhankelijk van de grootte van bijstelling duurt deze fase één tot twee jaar voor vmbo en havo en één tot maximaal drie jaar voor vwo. De fase van beproeven leidt tot definitieve examenprogramma’s en syllabi die worden vastgesteld. Op basis daarvan kunnen bij- en nascholing worden georganiseerd en les- en toetsmaterialen worden ontwikkeld. Samengevat is de verwachting dat het eerste cohort leerlingen binnen drie tot vijf jaar onderwijs volgt op basis van de geactualiseerde examenprogramma’s in de bovenbouw vo. Dat zou betekenen dat het eerste cohort leerlingen binnen drie tot vijf jaar onderwijs volgt op basis van de geactualiseerde examenprogramma’s in de bovenbouw vo.
Nadat de conceptexamenprogramma’s gevalideerd en in praktijk beproefd zijn, worden handreikingen opgeleverd die scholen gebruiken bij het ontwikkelen van schoolexamens. Scholen zijn zelf verantwoordelijk voor het ontwikkelen van de schoolexamens. Als het vak ook een centraal examen kent, worden daarnaast voorschrijvende syllabi opgeleverd die de doelen specificeren die zijn toegeschreven aan het centraal examen. Deze syllabi dienen als basis voor de uitwerking van de centrale examens. Ook helpt het leraren hun leerlingen goed voor te bereiden op de examens.
Leerlingpanels reflecteren op de (tussentijdse) plannen en producten van de teams en vakvernieuwingscommissies. Hierin wordt samengewerkt met het LAKS. In de uiteindelijke conceptkerndoelen en -examenprogramma’s wordt toegelicht hoe de input van leerlingen is verwerkt.
In de teams en vakvernieuwingscommissies gaan leraren, vakexperts en curriculum experts aan de slag met de actualisatie. Zij werken samen met een advieskring, die onder andere bestaat uit vakverenigingen, wetenschappers, lerarenopleidingen en andere relevante netwerken passend bij het betreffende vakgebied. Daarnaast worden vakexperts geraadpleegd. Uiteraard worden leerlingen ook betrokken bij het actualisatieproces. SLO organiseert samen met het LAKS leerlingpanels, waarbij leerlingen reflecteren op de (tussentijdse) plannen en producten van de teams en vakvernieuwingscommissies.
Om de kwaliteit van de (tussen)producten en het proces te waarborgen heeft SLO naast de externe advieskring ook een intern systeem van kwaliteitszorg ingericht. Dit systeem bestaat uit twee onderdelen: een monitorteam en een expertpoule.
Nee, er is geen onderwijstijd per vak, per schoolsoort (vmbo, havo, vwo) vastgesteld. Het is aan de scholen zelf om de onderwijstijd te verdelen over vakken in de bovenbouw.
Wel werken we bij de actualisatie van de examenprogramma’s met een kader voor ontwerpruimte. Ontwerpruimte geeft per vak de relatieve ontwikkelruimte ten opzichte van de totale beschikbare tijd in de bovenbouw aan. Het wordt weergegeven als een percentage en laat de verhoudingen in de omvang van vakken per schoolsoort zien. Je kunt de percentages ontwerpruimte op twee manieren omrekenen naar de ontwerpruimte in uren:
Het kader ontwerpruimte geeft de vakvernieuwingscommissies houvast bij het actualiseren van de examenprogramma’s. De commissies houden voortdurend in de gaten of de concepteindtermen die zij ontwikkelen, passen binnen de ontwerpruimte. Zo voorkomen we dat de geactualiseerde examenprogramma’s overladen worden. Zonder een dergelijk kader ontstaat het risico dat de een of meerdere examenprogramma's teveel tijd vragen van leerlingen en leraren. Dit kan ertoe leiden dat het niet uitvoerbaar is.
Wil je meer weten over het kader ontwerpruimte? Kijk op de website van SLO.
Het ministerie van OCW heeft het kader voor ontwerpruimte vastgesteld. De vakvernieuwingscommissies gebruiken dit kader als uitgangspunt bij het actualiseren van de examenprogramma’s. Ook in de fase van beproeven geldt dit kader als uitgangspunt.
Bij het bepalen van de ontwerpruimte per vak is de huidige situatie als startpunt genomen. In de huidige situatie zijn er ook richtlijnen voor de omvang van vakken, maar formeel alleen voor havo en vwo: in de vorm van studielasturen (SLU). Daarin is ook de tijd die leerlingen buiten schooltijd aan het vak besteden meegerekend. Voor vmbo wordt vaak een richtlijn over het gemiddelde aantal les-/klokuren meegegeven wanneer een vak vernieuwd wordt.
De richtlijnen die nu gelden, zijn niet consistent. Er zijn verschillen tussen vakken en schoolsoorten die niet altijd uitlegbaar zijn. Daarom is gezocht naar een consistentere verdeling van ontwerpruimte per vak, over alle schoolsoorten en leerwegen heen. Profiel(keuze)vakken hebben binnen een schoolsoort of leerweg in principe een gelijke omvang gekregen.
Daarbij is – vanwege het belang van goede basisvaardigheden voor alle leerlingen – in vakken van het gemeenschappelijke deel – ruimte gecreëerd voor de nieuwe leergebieden burgerschap en digitale geletterdheid. En er is extra aandacht voor Nederlands en rekenen en wiskunde. Dat betekent dat sommige vakken, voor sommige schoolsoorten en leerwegen, wat meer ontwerpruimte toebedeeld hebben gekregen. Dat geldt bijvoorbeeld voor Nederlands, wiskunde en maatschappijleer. Een aantal profiel(keuze)vakken hebben hierdoor juist iets minder ontwerpruimte gekregen. Ten slotte is een correctie van het totale aantal beschikbare uren doorgevoerd, vanwege het kortere examenjaar en in alle schoolsoorten en leerwegen de beweegruimte geborgd voor scholen (geheel vrij deel).
Het kader ontwerpruimte geeft houvast bij de actualisatie van de examenprogramma’s. De ontwerpruimte is niet hetzelfde als het aantal lesuren voor een vak. Scholen bepalen immers zelf hoe zij de onderwijstijd verdelen over vakken in de bovenbouw. Het aantal lesuren per vak verschilt dus tussen scholen. Scholen kunnen wel naar het kader voor ontwerpruimte om die mee te laten wegen in hoeveel lesuren zij aan een vak toekennen.
Je kunt dit vergelijken met hoe nu met studielasturen (SLU) in havo en vwo wordt omgegaan en hoe in vmbo gekeken wordt naar richtlijnen in lesuren of klokuren voor een programma. Op dit moment buigt het ministerie van OCW zich over de toekomst van de SLU-verdeling voor havo en vwo.
Wil je meer weten over het kader ontwerpruimte? Kijk op de website van SLO.
Actuele examenprogramma’s dragen bij aan een goede doorstroom naar het vervolgonderwijs en tussen schoolsoorten en leerwegen. Ook bereiden ze leerlingen beter voor op hun plek in de maatschappij. In opdracht van het ministerie van OCW en samen met het onderwijsveld gaat SLO daarom met de actualisatie aan de slag. Voor de moderne vreemde talen staan de maatschappelijke en curriculaire vraagstukken beschreven in de startnotitie.
De examenprogramma’s van alle moderne vreemde talen waar leerlingen eindexamen in kunnen doen worden geactualiseerd, namelijk Arabisch, Chinees, Duits, Engels, Frans, Italiaans, Russisch, Turks en Spaans. Er komen nieuwe examenprogramma’s voor alle schoolsoorten (vmbo, havo, vwo) en alle leerwegen (bb, kb, gl/ tl) waar de taal nu ook wordt aangeboden. Voor Chinees zal aanvullend aan het examenprogramma vwo ook een conceptexamenprogramma havo worden ontwikkeld.
Omdat de examenprogramma’s voor alle schoolsoorten en leerwegen tegelijkertijd worden geactualiseerd, kunnen de examenprogramma’s goed op elkaar worden afgestemd. Dit kan bijdragen aan een betere doorstroom.
Een vakvernieuwingscommissie, bestaande uit leraren, vakexperts en curriculumexperts, werkt onder begeleiding van een procesregisseur aan de actualisatie van de examenprogramma’s moderne vreemde talen. Bekijk welke leraren en experts in de vakvernieuwingscommissie moderne vreemde talen zitten. Naast elke vakvernieuwingscommissie is een advieskring ingericht. De advieskring geeft feedback op de concepttussenproducten. Bekijk de advieskring moderne vreemde talen.
De advieskring geeft feedback en reflecteert op de (tussen-)producten. De advieskring bestaat uit:
Daarnaast raadplegen de vakvernieuwingscommissies experts op persoonlijke titel. Per vak zijn een aantal experts hier vooraf voor gevraagd en gedurende het vernieuwingstraject kunnen de commissies aanvullend ook andere experts bevragen. Bekijk wie er in de advieskring moderne vreemde talen zitten.
Vakverenigingen hebben een actieve rol bij de actualisatie van examenprogramma’s. Levende Talen heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan het proces van werving en selectie van leden van de vakvernieuwingscommissies, als onderdeel van de advieskring en later bij de toetsing van de conceptexamenprogramma’s. Omdat er een groot beroep wordt gedaan op de inzet van vakverenigingen stelt het ministerie van OCW een subsidie beschikbaar om dit te kunnen organiseren.
Anders dan nu het geval is, krijgen Arabisch, Chinees, Duits, Engels, Frans, Italiaans, Russisch, Turks en Spaans elk een eigen examenprogramma, zodat de eigenheid van de taal en cultuur duidelijk zichtbaar worden. Tegelijkertijd is het uitgangspunt om de inhouden van de examenprogramma’s goed op elkaar af te stemmen en inhoudelijke samenhang aan te brengen waar dat passend is. Zo zet de vakvernieuwingscommissie zich ervoor in dat elk examenprogramma zoveel mogelijk dezelfde domeinen bevat. Daarnaast zal voor alle taalvaardigheden het beheersingsniveau worden uitgedrukt in een ERK-niveau. Op die manier wordt de samenhang tussen de verschillende talen expliciet gemaakt.
Het ERK zal zichtbaar zijn in de eindtermen van de conceptexamenprogramma’s. De eindtermen van de taalvaardigheden zullen een beheersingscomponent bevatten. Dit betekent dat wordt vastgelegd welk ERK-beheersingsniveau een leerling in een bepaalde taal moet kunnen aantonen, bijvoorbeeld als het gaat om schrijven of luisteren. Op deze manier is het voor leerlingen en hun ouders, leraren en vervolgonderwijs, zowel nationaal als internationaal helder aan welke taalvaardigheidseisen je moet voldoen als je examen doet in een bepaalde taal. De ERK-niveaus kunnen verschillen per taal, per taalvaardigheid en per schoolsoort. Lees meer over de formalisatie en plek van het ERK in de geactualiseerde examenprogramma's in de Verkenning van het ERK.
Voor havo en vwo bestaat de mogelijkheid om Arabisch, Chinees, Italiaans, Russisch, Spaans en Turks pas te starten in de bovenbouw van het vo en af te sluiten met alleen een schoolexamen. Deze mogelijkheid blijft bestaan. Voor deze variant zullen dus aparte conceptexamenprogramma’s worden ontwikkeld. De beheersingsdoelen van de examenprogramma's van deze variant liggen lager dan van de variant die al in de onderbouw wordt aangeboden.
In de bovenbouw van het voortgezet onderwijs zijn digitale geletterdheid en burgerschap geen bestaande vakken. Daarom worden burgerschap en digitale geletterdheid in eerste instantie ondergebracht bij de verschillende vakgebieden. De vakvernieuwingscommissie heeft hier gerichte werkinstructies voor gekregen, zodat het totaal dekkend is voor de inhouden van deze nieuwe leergebieden. Zij maken daarbij onder andere gebruik van de Startnotitie digitale geletterdheid en de Startnotitie burgerschap. De curriculumexperts burgerschap en digitale geletterdheid geven gedurende het traject input en feedback.
Onderdeel van het actualiseren van de examenprogramma’s is dat er ook een voorstel wordt geformuleerd over het verdelen van de inhouden over school- en centraal examen (SE en CE). In de werkopdracht van OCW staat hierover dat de vakvernieuwingscommissie concepteindtermen oplevert, inclusief een voorstel met een evenwichtige verdeling van deze eindtermen over CE en SE. De vakvernieuwingscommissie mag daarnaast adviseren over passende toetsvormen bij de voorgestelde inhouden. Het CvTE is, in samenwerking met Stichting Cito, verantwoordelijk voor het ontwikkelen van syllabi en centrale examens.